U bent hier
Het Monaco van de Kempen
In een recente lokale politieke publicatie werd Dessel het Monaco van de Kempen genoemd. Sommige kranten namen die titel met plezier over als ze over de fiscaliteit van de Kempense gemeenten berichtten. Moeten we daar fier op zijn, of was het eerder een schimpen? En is het een schimpen op het gemeentebestuur of op de Desselaar? Als we zien hoe de meeste Desselaars zich dagelijks inzetten op hun werk, in hun familie, in hun vereniging of buurt, dan zien wij in die Desselaars geen rijke rentenierende Monegasken. Integendeel. Eerder hard werkende sterk betrokken mensen met een warm hart. Dan toch een schimpen op het gemeentebestuur? Of heeft men het over het feit dat de Desselaar weinig gemeentebelastingen betaalt?
Dat laatste klopt. Met 6% personenbelasting, 900 opcentiemen op de roerende voorheffing en nauwelijks andere belastingen die de Desselaar dient te betalen, buiten zijn huisvuil en watersaneringsbijdrage natuurlijk, bengelt de Desselaar aan het staartje van het Vlaams belastingpeloton. Geef toe, niemand wil daar op kop rijden… Maar, en dat vergeet men er vaak bij te vertellen, dat is niet vanzelf gekomen. Het is de verdienste van de verschillende gemeentebesturen sinds de jaren tachtig dat we op een creatieve manier andere inkomstenbronnen gingen aanboren. Dat was niet altijd een evidentie. Het laat-de-nucleaire-sector-maar-betalen was rapper gezegd dan gedaan. Daar kwam in de jaren tachtig en negentig heel wat masseerwerk bij te pas. Inclusief juridisch onderbouwde wijzigingen de voorbije jaren. Ook de inkomsten van witzand moesten goed voorbereid worden en stuitten aanvankelijk op verzet. Doch mits goede afspraken, waaraan beide partijen zich rigoureus hielden, ook daar een solide bron van inkomsten voor de Desselse gemeenschap. En tenslotte zorgde de belasting op leegstaande nucleaire gebouwen voor extra inkomsten waarvoor eerst een juridische kader moest uitgeschreven worden. Zoiets bestond nog niet in dit land. Het betrof hier Belgonucleaire en FBFC na hun sluiting.
Maar goed, dat is allemaal geschiedenis.
Het gevolg is wel dat sinds de laatste budgetbesprekingen en aanpassingen van de belastingtarieven in alle steden en gemeenten, Dessel veruit de goedkoopste gemeente om te wonen van de Kempen is. Niet de rijkste! Dat is iets anders. Want de vraag is hoe lang we die zeer lage belastingtarieven kunnen handhaven. Zolang het niet nodig is, zullen we het niet doen, maar dat de opcentiemen heel de legislatuur op 900 kunnen blijven, kunnen we vandaag niet garanderen. Onze meerjarenplanning gaat daar bij ongewijzigd beleid zelfs niet vanuit.
Anderzijds is het natuurlijk ook niet zo dat alleen aan de inkomstenzijde goed moet gewerkt worden. Ook aan de uitgavenzijde wordt de nodige alertheid aan de dag gelegd. Vooreerst besturen ook wij spaarzaam. Dit wil zeggen duidelijke keuzes tussen wat we wel en niet doen. En dat moeten we ook. Ook in Dessel. Maar om kwaliteit te blijven leveren, zowel naar dienstverlening als infrastructuur, is dat niet altijd evident. Kwaliteit primeert. Dat evenwicht tussen in- en uitgaven. Tussen belastingen en de return voor de inwoners trachten we steeds te bewaren. Laat die vergelijking met Monaco dan maar voor wat het is. Dessel is Dessel.
Kris Van Dijck